Binnen de Nederlandse wetgeving nemen invalidenvoertuigen een bijzondere positie in. Bestuurders zijn vrij in de keuze van de plaats op de weg. Dit betekent dat u in principe gebruik mag maken van het voetpad, het trottoir, het (brom)fietspad, de fietsstrook en de rijbaan. Het is de taak van de wegbeheerder ervoor te zorgen dat het fietspad niet door paaltjes ontoegankelijk wordt gemaakt voor gehandicaptenvoertuigen als die geen alternatief hebben.

U kiest zelf waar u met uw invalidenvoertuig rijdt. Kiest u daarbij altijd de meest de veilig en meest verantwoorde plaats op de weg; zowel voor uzelf als voor uw medeweggebruikers. U mag zowel binnen als buiten de bebouwde kom rijden. Als maximumsnelheid geldt binnen de bebouwde kom een snelheid van 30 km p/u, tenzij een lagere snelheidslimiet is aangegeven (zoals op een woonerf). Buiten de bebouwde kom is de maximumsnelheid 40 km p/u, tenzij een lagere snelheidslimiet is aangegeven.

Parkeren

U kunt uw invalidenvoertuig binnen een regulier parkeervak parkeren; let erop dat u bij ‘betaald parkeren’ zones óók verplicht bent te betalen. U kunt ook op het fietspad of het trottoir parkeren, houdt u rekening met de andere gebruikers en parkeer niet hinderlijk. Let erop dat scootmobielen, rolstoelen, kinderwagens etc. uw geparkeerde invalidenvoertuig makkelijk kunnen passeren. U kunt ook gebruikmaken van een algemene gehandicaptenparkeerplaats (parkeerplaats zonder nummerplaataanduiding), hier heeft u in uw invalidenvoertuig geen vergunning voor nodig.